
Dit artikel komt uit het Manmeer! magazine. Via deze link lees je hoe je je kan abonneren op het blad.
Oscar Visser speelde jarenlang waterpolo in de Eredivisie. Inmiddels fluit hij bijna op hetzelfde niveau. Daarbij komt zijn ervaring als speler goed van pas. “lk herken de handigheidjes en trucjes van spelers.” Er is echter ook een valkuil. “Als scheidsrechter redeneer ik soms nog teveel als speler.”
Visser (34), samenwonend en vader van twee kinderen van twee en vier, is in het dagelijks leven salesmanager bij een mengvoederfabrikant. Hij heeft zijn hele leven in Gorinchem gewoond. Nadat hij verschillende sporten had geprobeerd, kwam hij op elfjarige leeftijd via een vriendje bij de lokale vereniging in aanraking met waterpolo.
“Mijn moeder bleef pushen dat ik een teamsport moest gaan doen. Bovendien vond ik zwemmen leuk en kon ik het ook aardig. Op mijn zeventiende ben ik samen met clubgenoot Quint Gerdes overgestapt van PCG/SVO (Poloclub Gorinchem en Sportvereniging Octopus uit Groot Ammers) naar ZPB in Barendrecht.”

Visser speelde er elf jaar Eredivisie en reed in die tijd op en neer vanuit Gorinchem naar Barendrecht voor de trainingen en wedstrijden. Toen hij 28 was keerde hij samen met Quint Gerdes terug naar PCG/SVO, wat inmiddels De Linge/PCG was geworden.
“Het werk werd drukker en mijn vriendin en ik hadden ook een kinderwens. Dat was niet meer te combineren met waterpolo op het hoogste niveau. Nu train ik tweemaal per week en ben ik in vijf minuten bij het zwembad. Het is bovendien maar één treetje lager. Dat is maar goed ook, want ik ben nog veel te fanatiek voor een lager niveau. Het is meteen een lijn die ik ook naar het fluiten door wil trekken. Als ik iets doe, wil ik er de beste in zijn. Ik doe dingen niet halfbakken.”
Fluiten gaat voor het spelen
Inmiddels combineert Visser fluiten en spelen. “Wel in die volgorde, want ik heb vorig jaar besloten het fluiten voor het spelen te laten gaan. Ik heb namelijk de ambitie om in de Eredivisie te fluiten en om vervolgens te kijken wat nog realistisch is om te halen.”
Visser geeft toe dat hij als speler op topniveau niet altijd de gemakkelijkste was voor de scheidsrechters. “Ik heb nooit rode kaarten of ‘Uitsluitingen met Vervanging’ (UMV) gehad voor praten, maar ik ging wel altijd – met respect – tot aan of net over het randje. Ik speelde hard, maar nooit om iemand moedwillig te blesseren. Daarnaast hield ik van prikkelen, praten richting scheidsrechters of tegenstanders.” Lachend: “Scheidsrechters wisten altijd wel wie Oscar Visser was. Dat gold voor, tijdens en na de wedstrijd want ik hou wel van discussie. Maar wel altijd op een constructieve manier om het waterpolo in algemeenheid beter te maken met elkaar.”
Sneller dan verwacht naar top
Visser meldde zichzelf tien jaar geleden aan als scheidsrechter: “Ik ben van mening dat als je ergens commentaar op hebt, je het zelf ook moet doen. Dan kun je zeggen dat je weet waar je het over hebt en kun je het vanuit een ander perspectief benaderen.”
Echt serieus fluiten doet hij pas sinds het seizoen 2024-2025. “Tot dan toe floot ik vooral in de regio en deed ik niet veel moeite om een groot aantal wedstrijden te fluiten. Het was vooral pure noodzaak voor de club dat ik het bleef doen. Vanaf het afgelopen seizoen is het anders, omdat ik vorig jaar heb besloten echt iets met het fluiten te gaan doen en om te kijken hoever ik daarmee kan komen.”
Dat bleek sneller te gaan dan Visser verwachtte: “Ik wilde het rustig opbouwen, maar ik floot aan het eind van het seizoen al in de Eredivisie bij de dames en de heren.”

Visser begon destijds net als alle scheidsrechters op het laagste niveau. “Wat ik destijds grappig vond was de mismatch tussen het feit dat ik zelf op hoog niveau speelde en daarom ook als scheidsrechter zo redeneerde en de situatie in een wedstrijd op een veel lager niveau waarbij spelers je soms vreemd aankeken als je voor een bepaalde overtreding floot of een speler uitsloot. Ik was streng en dat vonden ze vaak raar. Ik kreeg dan bijvoorbeeld als commentaar: ‘we zitten niet in het eerste’. Voor mij bleef het echter een overtreding of uitsluiting.”
Respect
Visser leerde er wel van: “Ik vind dat je als speler adaptief moet zijn naar een scheidsrechter en andersom ook. Daarom kun je tot op zekere hoogte op een lager niveau soms net iets minder streng zijn en moet je als scheidsrechter een onderscheid kunnen maken tussen onhandigheid en opzet. Het gaat namelijk uiteindelijk om wedstrijdmanagement. Je moet als scheidsrechter ervoor zorgen dat een wedstrijd niet uit de hand loopt en dat kan op een lager niveau soms zomaar gebeuren.”
Dat laatste gebeurde bij Visser nooit. “Daarbij hielp het dat ik voornamelijk in de regio floot en in Barendrecht had gespeeld. Daardoor kende iedereen me wel en hadden ze over het algemeen een bepaalde mate van respect voor me. Alleen in Dordrecht – waar een zekere rivaliteit met Barendrecht bestaat – was dat soms anders.” Lachend: “Daar voelde ik de rivaliteit als speler en toen ik floot was dat niet anders.”
Eredivisiespelers die later scheidsrechter worden, zijn er amper. Bij Visser schiet alleen de naam Rob Bijeman te binnen. Visser ziet het als voordeel dat hij zelf op hoog niveau heeft gespeeld. “Ik had als speler een goed spelinzicht. Daardoor kun je soms het spel lezen en enigszins voorspellen wat er gaat gebeuren. Verder herken ik de handigheidjes en trucjes van spelers, soms ook omdat ik er nog tegen gespeeld heb.”
Sterke en zwakke punten
Visser is duidelijk over zijn sterke en zwakke punten. “Volgens spelers, coach en collega-scheidsrechters zijn mijn sterke punten spelinzicht en timing van fluiten. Ook de duidelijkheid en rust die ik uitstraal in mijn contact met spelers en coaches wordt gewaardeerd. Ik los liever iets op met even praten dan dat ik gelijk kaarten begin te trekken. Het geven van kaarten is soms noodzaak om een signaal af te geven. Volgens mij zijn er echter ook andere manieren om te de-escaleren. Een verbeterpunt is dat ik mijn enthousiasme soms te snel door wil gaan met het spel. Ik ben dan te gejaagd en wil het tempo erin houden. Soms is het echter beter voor de wedstrijd en voor mezelf om wat rust in te bouwen.”
Een ander verbeterpunt heeft te maken met zijn verleden als speler: “Als scheidsrechter redeneer ik soms nog teveel als speler.”
Met sommige regels is Visser blijer als speler dan als scheidsrechter. “Een mooi voorbeeld is de strafworp en de uitgestelde strafworp. Die zijn voor een scheidsrechter een crime en altijd lastig om uit te leggen. Als speler daarentegen ben ik blij dat de strafworp er is.”

Mannen- en vrouwenwaterpolo
Visser ziet duidelijke verschillen tussen het mannen- en het vrouwenwaterpolo. “Bij de mannen is het sneller, fysieker en veel voorspelbaarder. Vrouwenwaterpolo is veel tactischer. Bovendien wordt daarbij meer vanuit badpaktrekken gespeeld en daar ben ik geen fan van. Ook omdat het vaak niet nodig is en voortkomt uit gemakzucht. Bovendien maakt het een wedstrijd rommelig.”
In commentaar op de leiding is er niet veel verschil. “Wel is het zo dat vrouwen over het algemeen beslissingen gemakkelijker accepteren.”
Onderling is het anders: “Mannen delen onderling een beuk uit en dan is het klaar. Bij vrouwen komt het voor dat ze nog steeds een hekel hebben aan een speelster waar ze jaren geleden tegen gespeeld hebben. Die speelster gaan ze dan ook bewust opzoeken.”
Bijzondere wedstrijden
Als Visser gevraagd wordt naar bijzondere wedstrijden, schieten hem een paar te binnen. “Een daarvan was dit voorjaar. Bij MNC heren 8 in Dordrecht. Het scorebord deed het niet en ik dacht bij mezelf: ik had ook iets anders kunnen doen op deze zondagmiddag. Er zijn scheidsrechters die al jarenlang op zulke zondagmiddagen staan te fluiten, ik heb daar onwijs veel respect voor. Op zulke vrijwilligers moeten we zuinig zijn!”
Een ander bijzonder moment waren de eerste Eredivisiewedstrijden die Visser mocht fluiten: “Ik realiseerde me op dat moment dat het best bijzonder is hoe snel het gegaan is.”
Visser ligt niet wakker van moeilijke beslissingen of van beslissingen die sportief grote consequenties kunnen hebben zoals promotie of degradatie: “Ik ben daar op dat moment niet mee bezig. Ik kan gerust in de laatste minuut een strafworp geven, die een grote invloed kan hebben voor beide teams. Ik kan het bovendien goed relativeren.” Ook van fouten ligt Visser niet wakker: “Die maken we als speler en als scheidsrechter allemaal.”
Nu Visser van plan is om serieus werk te maken van zijn scheidsrechters carrière let hij ook op andere topscheidsrechters, nationaal en internationaal. “Gelukkig hebben we een aantal Nederlandse scheidsrechters die internationaal actief zijn en Michiel Zwart heeft natuurlijk de Olympische finale gefloten. Ik let als ik naar andere scheidsrechters kijk onder meer op waar ze staan, waarom ze fluiten en waarom niet en hoe ze bepaalde zaken aangeven.”
Onlangs ging Visser met een aantal collega’s en vrienden naar Malta, voor de Champions League Final Four. “Om ervan te leren maar ook omdat we echt van waterpolo houden.”
Hoewel hij ambitieus is, bekijkt Visser zijn carrière stapje voor stapje. “Ik had de ambitie om op Eredivisieniveau te fluiten en dat is nu gelukt. De volgende stap is internationaal, maar het moet blijken of dat op mijn leeftijd nog realistisch is. Eerst op een lager niveau en vervolgens steeds hoger. Natuurlijk is een Olympische finale dan de ultieme droom.”