Column: Zomertoernooien

Column
Column: Zomertoernooien

Wat houdt een waterpoloër in de competitieloze zomermaanden op de been? Deze vraag slinger ik nu wat plompverloren de wijde wereld in. Zijn dat niet de zomertoernooien?

Luimige wedstrijdjes in een Veluws vennetje of roestbruin Drents natuurbad. Roodverbrande nekken. De zinderende zon die tijdens de barbecue, terwijl je nog steeds in je zwembroek staat, tergend mooi aan de goud gekleurde hemel neerdaalt. Gesprekken met je allerbeste vrienden. De anekdotes, de gekheid, het lachen. En natuurlijk het teugelloze hosfestijn daarna. Ongewassen hijs je je in een oude spijkerbroek en zie je op het podium vier langharige locals in onfris shirt raggen op gitaren en beuken op een drumstel. Het zangeresje oogt sympathiek en giert de bekende covers vrij rimpelloos door de gehuurde geluidsinstallatie. En jij? Jij danst.

Ik denk aan al die avonden. Hop, nog een blad bier! Exploderen in de pit. Je hoopt dat het lied door gaat en inderdaad er wordt nog een couplet gespeeld. Ik denk niet dat ik me vaker gelukkiger voel in een grote menigte dan in de feesttenten van provinciaalse zomertoernooien. De beat zwelt aan en weer gaat iedereen uit z'n dak. Je hebt werkelijk geen enkele zin om je gevoelens weg te stoppen. Meezingen, meedansen, dat is dan het enige dat nog mogelijk is. Je kijkt een teamgenoot aan en ziet dat jullie kletsnat van het zweet zijn, maar niets kan jullie nu nog stoppen.

De volgende ochtend speel je voor je gevoel altijd de eerste wedstrijd van de dag. Je meldt je draaierig op veld zeven voor een volgende wedstrijd tegen een club waar je nog nooit van gehoord hebt. Ontbijten kan straks ook nog wel. Aan de lucht van je directe tegenstander merk je dat hij het ook gezellig heeft gehad de vorige avond. Zo kabbelt je dag voort. Aan het eind van de middag rij je naar huis. Met je zonnebril op tuur je over de zo goed als verlaten snelweg. Nagenietend, zwijgend, maar aan je teamgenoten zie je dat het goed was. Je bent gelukkig.

Het is weer zomer. We mogen weer! Nog altijd bekruipt me een zacht, week gevoel en voel ik tranen als ik aan dit soort momenten denk. De juichende, blije teamgenoten. Samen omdat de sport je bindt. Deze gevoelens zijn de reden waarom ik onze sport bedrijf. Ik maak deel uit van de broeders, maak werkelijk deel uit van het wonder. Het is overweldigend en het stuwt me voort.